Een nieuwe vijand van de Open Samenleving

Ook op 'Streven vrijplaats' gepubliceerd

Op een kantelpunt in zijn leven publiceerde Italo Calvino de roman La Giornata d’uno Scrutatore (Einaudi, 1963; Een dag op het stembureau, Bert Bakker, 1994), waarin Amerigo Ormea in het verpleegtehuis Cottolengo als lid van de stemcommissie in een diepe crisis raakt over de democratie. ‘Hij had het gevoel dat de grens die hij nu te bewaken had een andere was: niet “de wil van het volk”, al lang uit het oog verloren, maar die van het menselijke’. Daarmee is Calvino’s roman te lezen als kritiek op onze Corona Crisis. Covid-19 bracht een nieuwe vijand van de Open Samenleving aan het licht, waardoor niet alleen de wil van het volk maar ook die van het menselijke in een wereldwijde lockdown ging. (zie ook: De staat van uitzondering, 1 tot en met 9, Streven Vrijplaats)


Popper

Calvino’s Cottolengo of ‘Klein Huis der Goddelijke Voorzienigheid’, biedt opvang aan talloze ongelukkigen zoals ‘gehandicapten, zwakzinnigen, misvormden en ga zo maar door, tot aan de verborgen schepsels die niemand mag zien’, een enorme inrichting, een ‘Stad van religieuze barmhartigheid’, maar rond de verkiezingen bijna synoniem ‘voor fraude, misbruik, oplichterij’. ‘Ze produceerde stemmen’, Amerigo kon ‘de lawine van levenden met al hun brancards en krukken, en stervenden en wie weet ook gestorvenen niet tegenhouden’. Tegen dit decor denkt hij terug aan het klimaat dat in Italië heerste na de bevrijding, toen het leek of voor altijd wraak genomen was op de fascisten, op hen die gedacht hadden de democratie te kunnen verachten.

Fascisten waren zeker niet de enige noch de eerste vijanden van de democratie, de communisten waren hen voor, zoals Karl Popper heeft laten zien in The Open Society and its Enemies (Routledge 1946, De Open samenleving en haar vijanden, Lemniscaat, 2007), zijn meesterwerk, dat ik las tijdens de quarantaine dit voorjaar. Voordat Hitler in Wenen arriveerde was Popper al gevlucht naar Nieuw Zeeland, waar hij gedurende de Tweede Wereldoorlog The Open Society and its Enemies voltooide. Voor hem waren Plato, Hegel en Marx de grootste vijanden van de Open Samenleving, omdat ze alle drie aanhangers waren van het historicisme, waarin de loop van de geschiedenis vast ligt, weliswaar volgens drie verschillende scenario’s, maar niet door mensen te beïnvloeden.


Volgens Popper geloofde Plato dat de ideale samenleving, immers van de Goden gegeven, door de rol van de mensheid onvermijdelijk in verval is. De Open Samenleving van Athene, ontstaan door de scheepvaart vanuit de haven van Piraeus, zou zich met haar democratie over heel Griekenland en de Middellandse Zee verspreiden, ondanks het gewapend verzet van de aanvankelijk oppermachtige Spartanen. Plato’s ‘Idee’ was een bewuste poging om de egalitaire, individualistische en protectionistische tendensen van zijn tijd te bestrijden en terug te keren naar het tribalisme door een totalitaire morele theorie te ontwikkelen. Popper citeert Plato’s fundamentele eis: ‘dat de natuurlijke heersers moeten heersen en de natuurlijke slaven moeten slaven’. Deze klassen privileges waren volgens hem nodig voor de stabiliteit van de staat. Zij vormen een onderdeel van de historicistische eis dat de staat, om elke verandering tot staan te brengen, een kopie van zijn ‘Idee’ of van zijn ware ‘Natuur’ moet zijn.

De beroemde lijkrede van Perikles zou volgens Popper rechtstreeks tegen Plato gericht kunnen zijn: ‘Onze staatsvorm heet democratie, omdat ze in handen van velen is en niet van enkelen. In persoonlijke geschillen verzekeren onze wetten gelijke rechten aan allen. De publieke opinie eert eenieder die zich door iets onderscheidt in het openbare leven boven anderen, niet om de klasse waartoe hij behoort, maar om zijn waarde alleen. Wij leven als vrije burgers…. Verdraagzaam….Wij gehoorzamen aan hen die telkens over ons gesteld zijn….Wij stellen onze stad open voor iedereen, wij verdrijven nooit vreemdelingen… Wij zijn vrij om te leven precies zoals we dat willen, en toch zijn we er altijd klaar voor om enig gevaar onder ogen te zien….Wij hebben de schoonheid lief zonder verkwisting, wij hebben de wijsheid lief zonder weekheid... Samenvattend verklaar ik dat onze gehele stad een leerschool is van Hellas en ik meen dat iedere Athener zich kan aanpassen aan de meest uiteenlopende levensvormen en zich met gratie en soepelheid tot een zelfstandige persoonlijkheid kan ontwikkelen’.

Popper voegt daar nog een belangrijke waarschuwing aan toe, het democratisch uitgangspunt impliceert niet dat we ooit instellingen kunnen ontwikkelen die feilloos werken of zelfs noodzakelijk beter of wijzer zullen zijn dan die van een welwillende tiran. Het belang van democratische verkiezingen is niet dat de beste leiders gekozen worden, het belang van verkiezingen is dat slechte leiders kunnen worden weggestemd.

De les die wij, volgens Popper, van Plato moeten leren, is dat wij nooit kunnen terugkeren tot die vermeende onschuld en schoonheid van de gesloten samenleving. Er is slechts één weg, volgens Popper, ‘de weg die leidt naar de Open Samenleving. We moeten de confrontatie aangaan met het onbekende, het onzekere en het onveilige, en wat wij aan rede bezitten zoveel mogelijk gebruiken om zo goed als we kunnen plannen te maken voor veiligheid en vrijheid’. Leert Poppers Open Samenleving ons ook hoe de democratische waarden van Perikles te verdedigen tegen de nieuwe vijand, onze angst voor Covid-19, die de weg van de Open Samenleving tot een doodlopende weg lijkt te maken?!


Anders dan bij Plato was de ontwikkeling van de wereld bij Hegel er niet een van neergang en verval. Popper: ‘Hegels historicisme is optimistisch, zijn essenties en geesten bewegen zich, evenals Plato’s zielen, op eigen kracht. Zij ontwikkelen zich of, om wat modieuzere termen te gebruiken, zij zijn “emergent” en “zelfscheppend” naar een doel op zich. Dit doel is wat Hegel “de absolute Idee” of “de Geest” noemt, het is alles ineen, het schone, kennis en praktische werkzaamheid, begrip, het hoogste goed, en het wetenschappelijk aanschouwde universum’. Tot zover komt Hegels historicisme als redelijk fatsoenlijk en eerlijk over, maar dan komt de aap uit de mouw: ‘De Duitse geest is de geest van de nieuwe wereld, waarvan het doel de realisering van de absolute waarheid als de oneindige zelfbepaling van de vrijheid is’. Hegel vervolgde met een lofrede op Pruisen als de ‘Goddelijke Idee op aarde’, het Pruisen van Friedrich Wilhelm tussen 1800 en 1830. Popper concludeert: ‘Is het, zo vraag ik mij af, mogelijk deze verachtelijke pervertering van alles wat fatsoenlijk is te overtreffen? En dan heb ik het niet alleen over een pervertering van de rede, de vrijheid, de gelijkheid en andere denkbeelden van de Open Samenleving, maar ook over de pervertering van een oprecht geloof in God en zelfs van een oprecht patriottisme.’


De sociologische theorie van Marx is welbekend: het ongebreideld kapitalisme zal groeien in handen van een steeds kleiner wordende oligarchie, daardoor zal het misbruik en de ellende onder de arbeiders toenemen, dat zal de proletarische revolutie tot gevolg hebben en uiteindelijk leiden tot een klasseloze samenleving, de communistische heilstaat. Volgens Popper verzette Marx zich tegen het psychologisme van Plato en Hegel, dat alle wetten van het sociale leven toe te schrijven zouden zijn aan de psychologische wetten van de menselijke natuur. Marx epigram luidde: Niet het bewustzijn van de mens bepaalt zijn bestaan, maar zijn sociale bestaan bepaalt zijn bewustzijn. Popper heeft sympathie voor Marx’ analyse van de ontwikkelingen in zijn tijd en speciaal de verderfelijke effecten van de Industriële Revolutie op het leven van de arbeiders (de levensverwachting van de middenklasse in Manchester was 38 jaar, die van de arbeiders 17 jaar). ‘Marx’ geloof was volgens mij fundamenteel een geloof in de Open Samenleving’, schrijft Popper, ‘het verbeteren van de uitputtende en onwaardige arbeidsomstandigheden, die menswaardiger en voor iedereen gelijk maken en geestdodend werk verminderen, zodat wij allen een deel van ons leven vrij kunnen zijn’. Maar Marx’ historicisme, zijn theorie over de onvermijdelijke proletarische revolutie, is door de loop van de geschiedenis gefalsifieerd, ‘het is anders gelopen’, constateert Popper in 1945.

Na de oorlog werd hij benoemd tot hoogleraar aan de London School of Economics, ongetwijfeld vanwege zijn Open Society and its Enemies, misschien ook omdat hij, als het gaat om economische macht en uitbuiting, een neoliberaal avant la lettre was: ‘We moeten instellingen creëren om de economische macht democratisch te controleren en ons te beschermen tegen economische uitbuiting’. Maar is met democratische controle de Open Samenleving bestand tegen haar nieuwe vijanden? Ik dacht het niet! Toen de Covid-19 pandemie uitbrak werd om veiligheidsredenen de Open Samenleving volledig op slot gedaan. Dat was een even technocratische als onmenselijke maatregel met grote gevolgen voor iedereen, vooral voor de meest kwetsbaren, die crepeerden en werden begraven in volstrekte eenzaamheid. Poppers epigram was: alleen vrijheid beveiligt onze veiligheid. Hoe kunnen wij de Open Samenleving verdedigen tegen de doodsangst voor het virus en zonder die onmenselijke maatregelen?


Ignatieff

In het studiejaar 2017-2018 was ik enkele keren in Boedapest waar Michael Ignatieff als president van de Central European University (CEU) een lezingenserie hield onder de titel Rethinking Open Society. Dit was nog voordat de Open Samenleving door de Corona Crisis overvallen werd. In de lezingen werden andere nieuwe vijanden van de liberale democratie onder de loep genomen, zoals: de terroristen van 9/11; de falende bankiers en toezichthouders tijdens de kredietcrisis van 2008; de anti-globalisten en de occupy beweging tegen het kapitalisme; de machtspolitiek van Poetin; de opkomende hegemonie van China, het nationalisme van Trump; Erdogan en anderen; de Brexit van de Britten; de bureaucratische bubbel in Brussel; de groeiende xenofobie en het populisme; de ‘illiberale democratie’ van Orban en Kaczyński. Nu de lezingen zijn gebundeld in Rethinking Open Society, new adversaries and new opportunities (Michael Ignatieff en Stefan Roch ed. CEU-press, 2018), springen er drie bijdragen uit.

Jànos Kis stelt de vraag: wat is eigenlijk een ‘illiberale democratie’? Als democratie de macht van de meerderheid is met respect voor de minderheid, dan gaat het er volgens Kis om hoe de rechten van die minderheid beschermd worden. Als de meerderheid besluiten neemt die tegen de belangen van de minderheid indruisen, dan kan in een democratie de minderheid naar de onafhankelijke rechter stappen om haar recht te halen. Die vrijheid van de minderheid is in Hongarije en Polen niet meer gegarandeerd, de rechterlijke macht is niet meer onafhankelijk van de politiek. Daarmee is volgens Kis de zogenaamde ‘illiberale democratie’ geen democratie.

Béla Greskovits stelt de vraag: hoe komt het dat Orban nu zo populair is, hoewel hij bij de verkiezingen van 2002 de grote verliezer was? Na de val van de muur hadden de mensen in de Oostbloklanden grote, misschien te grote, verwachtingen van de democratie. De revolutionaire leiders maakten hun beloften niet waar, ze bleken incompetente bestuurders of waren corrupt, de ongelijkheid en werkloosheid groeiden, de sociale voorzieningen waren slecht, de jongeren vertrokken naar het westen. Daarop werden de nieuwe leiders afgerekend, ook Orban. Hij heeft hieruit een les getrokken en is zich gaan richten op maatschappelijke organisaties die open staan voor behoeften van burgers, zoals vakbonden, woningbouwverenigingen, sociale en medische voorzieningen, andere grote en kleine belangenbehartigers. Die heeft hij verenigd in een landelijke beweging van meer dan 160.000 rechtse activisten, hoofdzakelijk uit de conservatieve middenklasse, juristen, artsen, docenten, priesters, ondernemers, radio en tv medewerkers, en kunstenaars, hiërarchisch georganiseerd via een sterk internet netwerk, geconcentreerd in de grote steden door heel Hongarije. Door al deze burgers veel meer bij de politiek te betrekken won Orbans Fidesz partij de absolute meerderheid bij de verkiezingen van 2010.

Michael Ignatieff vat in het laatste hoofdstuk alle bijdragen uit zijn lezingenserie samen en stelt de vraag: hoe moeten we omgaan met het groeiend aantal nieuwe vijanden van de open samenleving? Hiermee doelde hij natuurlijk op Orbans acties de vrijheid van meningsuiting en onderwijs in Hongarije te beteugelen en de CEU te sluiten. Toch zijn Ignatieffs antwoorden ook te lezen als welkome adviezen in de Corona Crisis. We zullen met de vijand moeten samenleven en deze bestrijden! De geschiedenis staat niet aan zijn kant, noch aan de onze. Wij moeten onze politieke verantwoordelijkheid nemen en het niet accepteren dat democratische en mensenrechten worden geschonden. We moeten het onderwijs en de vrijheid van meningsuiting verdedigen tegen politieke beteugeling. We moeten internationale samenwerking van democratische landen bevorderen binnen de EU en de VN. We moeten protesteren tegen de onmenselijke behandeling van migranten en andere minderheden, we moeten ons over de zwakkeren in de samenleving ontfermen.

In plaats van Poppers uitdaging te volgen (alleen vrijheid beveiligt onze veiligheid) of die van Ignatieff (met de vijand samenleven en hem bestrijden) volgden de westerse democratieën klakkeloos het voorbeeld van China, een van de grootste vijanden van de Open Samenleving. Tienduizenden doden verder, een ontwrichte economie met gratis geld voor ondernemers maar niet voor de zorg en het onderwijs, gesloten stadions, theaters en concertzalen, en wereldwijd alle grenzen dicht, zitten we al of niet met een mondkapje op te wachten op het vaccin. Popper en Ignatieff bezweren ons niet toe te geven aan onze doodsangst maar de democratie te verdedigen tegen oude en nieuwe vijanden.


Van Reybrouck en Bregman

De Corona Maatregelen worden door steeds minder mensen begrepen, geen wonder dat de protesten alsmaar luider en feller klinken. David van Reybrouck legt de problemen bij het functioneren van de democratie zelf (Pleidooi voor populisme, De Bezige Bij, 2011). Die zou volgens hem moeten voldoen aan twee criteria: efficiëntie en legitimiteit. Beide laten veel te wensen over: besturen gaat veel te traag, kijk maar naar China en de grote multinationale ondernemingen, formaties duren veel te lang, politici zijn meer bezig met scoren en met hun eigen carrière dan met wetgeving, de regerende partij wordt meestal afgestraft bij de volgende verkiezingen, deze geven mensen een stem maar de opkomst daalt gestaag, net als het lidmaatschap van politieke partijen, de meeste burgers voelen zich niet langer vertegenwoordigd door de Volksvertegenwoordiging, democratie lijkt gereduceerd tot eens in de vier jaar een kruisje zetten.

Van Reybrouck (Tegen Verkiezingen, De Bezige Bij, 2016) stelt voor de betrokkenheid van de burgers bij de democratische besluitvorming te vergroten door middel van loting. In het Athene van Pericles kwamen de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht tot stand niet door verkiezingen maar door loting. Zover wil Van Reybrouck niet gaan, een gelote burgerraad naast het gekozen parlement zou de efficiëntie en legitimiteit van democratische besluiten kunnen vergroten.

Maar heeft de Corona Crisis niet laten zien dat de democratie, naast de twee criteria van efficiëntie en legitimiteit, nog een derde criterium behoeft: menselijkheid? De verhalen die naar buiten komen zijn buitengewoon schrijnend. Zo mocht mijn oud-collega van 90 in een verpleegtehuis tijdens de lockdown geen bezoek ontvangen, zelfs niet van zijn echtgenote. Ze zijn van Joodse afkomst en hadden het gevoel weer ondergedoken te zitten. Toen zij eindelijk een half uurtje bij hem mocht zijn, in een soort dubbel loket met glazen wand, microfoons en luidsprekers, zei hij: ik dacht niet dat ik jou ooit weer zou zien. Wat zij zei kon hij niet verstaan, de verpleging had zijn gehoorapparaat niet in gedaan. Maar het zijn niet alleen de alleroudsten voor wie de maatregelen onmenselijk zijn. Van zwangere vrouwen wordt verwacht dat ze in eenzaamheid bevallen, ja met de verloskundige, maar de partner mag niet bij de bevalling zijn. Gelukkig zijn er ook mooie voorbeelden van menselijke waardigheid. Zoals een andere collega uit Cambridge die naar Nederland terugkwam om tijdens de quarantaine voor zijn extreem kwetsbare dochter te zorgen. Of een vrouw die bij haar vader in het verpleeghuis als vrijwilliger in quarantaine ging.

Al tijdens de lockdown was er in Nederland kritiek op de dominante rol en de eenzijdige samenstelling van het zogenaamde ‘Outbreak Management Team’. Nu worstelen de regeringen in Nederland, België en Duitsland met het dilemma van een nieuwe lockdown. Het parlement komt eindelijk ook in actie, er is een Corona Wet in de maak. Zou de menselijkheid van de maatregelen en daarmee het draagvlak niet worden vergroot als de adviezen niet alleen komen van wetenschappers en beleidsmakers maar ook van een gelote burgerraad?

Ingeloot zou ik het wel weten. mijn advies zou zijn: wie zich ziek voelt en/of positief getest is blijft thuis, als je zelf niet (meer) ziek bent neem dan de zorg op je voor een ander, een ziek familielid, vooral eenzame ouderen. De ziekenhuizen en verpleeghuizen blijven een vangnet voor alleen de allerergste gevallen, maar heel veel bedden blijven leeg door gebrek aan verpleging. Als we, met de nodige beschermende middelen, onze zieken en hulpbehoevenden vooral thuis verzorgen en we betalen de zorgverleners voldoende, dan moeten we toch in staat zijn alle zieken te verzorgen. We leven toch in een beschaafd land? Dan is een lockdown niet nodig! Mondkapjes blijven geboden en massabijeenkomsten verboden behalve in de openlucht, tot we groepsimmuniteit hebben bereikt.

Aangemoedigd door Popper en Ignatieff zou ik de kans niet willen missen de Corona Crisis aan te wenden als nieuwe vriend van de Open Samenleving. De werkelijk schitterende stellingen van Perikles zou ik aanvullen met de drie stellingen van Rutger Bregman (Gratis geld voor iedereen, de Correspondent, 2019): 1. een basisinkomen voor iedereen, dus gratis geld, niet voor de KLM maar voor de mensen, wit of zwart, arm of rijk, jong of oud, studerend of ondernemend, werkend of werkloos, ziek of gezond, zwanger of niet, zorgverlenend of zorgbehoevend, landgenoot of immigrant; 2. een vijftien urige werkweek van betaald werk, zodat we tijd krijgen voor onze kinderen, familie en kwetsbare medemensen; 3. alle grenzen open, het nationalisme en de sociale isolatie zijn een ramp, internationale samenwerking is en blijft van groot belang voor de wereldvrede.


Calvino

Ook in het Italië van Calvino was er veel mis met de democratie en in het stembureau van Cottolengo zag Amerigo hoe er gesjoemeld werd met de verkiezingen. Maar bovenal zag hij dat voor een open samenleving meer nodig is dan democratie, dan efficiëntie en legitimiteit, zijn ogen werden geopend voor zieken, gehandicapten, mismaakten, die toch een menselijk bestaan leidden, deel van leven hadden, zelfs een gelukkig leven. De zusters van het ‘Klein Huis der Goddelijke Voorzienigheid’ vormden een samenleving van veiligheid en vertrouwen, waarin ernstig zieke mensen zich vrij voelden en zichzelf konden zijn. En Amerigo zag ook een vader die regelmatig zijn zwaar gehandicapte zoon kwam helpen, niet omdat het zijn roeping was maar omdat het zijn zoon was. In Cottolengo was geen democratie, er heerste niet de wil van het volk maar wel de wil van het menselijke, het was een open samenleving, open naar behoeftigen, die niet, zoals bij ons, in volstrekte eenzaamheid lagen te creperen maar liefdevol werden verzorgd door de zusters en door hun familie.


Frans W. Saris

29 X 2020