In memoriam Werner van der Weg
Op 24 februari 1964 stapte ik een gemeenschap binnen waarvan ik het bestaan niet vermoedde, een
orkest van onderzoekers en technici die lief en leed deelden op weg naar het gezamenlijke doel; ik
mocht aansluiten en Werner werd m'n buddy voor zevenveertig jaar.
Ons lab leek net een fabriek met schitterende apparaten die in de eigen tekenkamer waren
ontworpen, in de werkplaats gemaakt en door onze technici opgebouwd in een hal vol glimmend
roestvrij staal, reutelende pompen, klappende kleppen en hoogspanningsvonken, enorme magneten
en ingewikkelde elektronica, bedieningspanelen met meters, lampjes en schakelaars. Grote
complexe instrumenten, meer dan mans hoog, waaraan we werkten met de hele groep, en Werner
leerde mij, voor 's avonds of in het weekend, hoe je zo'n apparaat ook zelfstandig kon bedienen.
Deze fabriek van Jaap Kistemaker werd, na het succes van de uraniumscheiding, omgetoverd tot
promotiefabriek en Werner en ik behoorden tot de eerste generatie promovendi. Ik was paranimf bij
zijn promotie en hij een jaar later bij die van mij.
Wij woonden vlakbij elkaar in de Watergraafsmeer, waar we de geboortes en verjaardagen van
onze kinderen vierden, we sleutelden samen aan onze 2CV's, wij gingen met onze jonge gezinnen
op vakanties, hij leerde mij fotograferen, we huurden samen een tv om de maanlanding te zien,
we waren tegen Vietnam en tegen de bom, we hadden lang haar tot op de schouders en bleven op
miraculeuze wijze uit militaire dienst. We voerden diepgaande discussies, over liefde, kinderen,
boeken, oorlog, geschiedenis en geloof, waarbij Werner geduldig luisterend en vragen stellend
mij meestal op andere gedachten bracht. Na de promotie ging hij naar Bell Labs en Caltech en ik
naar Chalk River, onze gezinnen gingen mee zodat we ook daar weer samen de nieuwe wereld
ontdekten.
Het was het begin van het silicium-tijdperk, het gebruik van deeltjesversnellers voor ionen-
implantatie in silicium, voor de ontwikkeling van de micro-elektronica en de computerchip. De
moordende concurrentie en het adembenemende tempo van dit nieuwe vakgebied konden wij
aan. Dankzij de grandioze faciliteiten, de kwaliteit van de technici, de internationale contacten,
maar vooral dankzij de unieke samenwerking tussen de onderzoekers op het FOM-Instituut in
Amsterdam verbaasden wij de wereld met onze ontdekkingen. Philips klopte bij ons aan en Werner
werd verantwoordelijk voor de technologie-transfer. Dat onze vaderlandse industrie een leidende
positie verwierf is mede aan hem te danken.
Nadat de Philips-groep naar Eindhoven verhuisde en op eigen benen kon staan, werd Werner
hoogleraar in Utrecht. Daar zette hij het onderzoek op aan zonnecellen van amorf-silicium dat een
grandioos succes werd, ook onder de studenten experimentele fysica. Dat was hard nodig want de
kernfysica, waar Utrecht beroemd om was, liep op z'n laatste benen. Werners succes was mede
te danken aan de mensen op wie hij kon bouwen, zoals Frans Habraken en John Bezemer. Voor
Wim Turkenburg was Werner een steun en toeverlaat bij Wims start als hoogleraar wetenschap en
samenleving. En Werner zorgde wederom voor kennisoverdracht, nu helemaal naar de University of
the Western Cape bij Kaapstad.
Ook in Utrecht waren Werner en ik collega's, niet alleen zaten we in elkaars promotie-commissies,
het waren onze gezamenlijke promovendi die als eersten het energieverschil hebben gemeten tussen
amorf, vloeibaar en kristallijn silicium. Ik zei tegen Werner: “we hebben samen veel ontdekt, maar
als je mij vraagt waar ik het meest trots op ben? Dan is 't het fasediagram van silicium”. Maar zulke
vragen waren eigenlijk niks voor Werner, hij vond het niet gemakkelijk om trots te zijn.
Behalve toen hij fier geridderd werd om alles wat hij voor de Universiteit Utrecht en de wetenschap
heeft gedaan. Werner was een uitzonderlijk experimenteel fysicus, ook de theorie van zijn vak
beheerste hij volledig en mathematisch was hij zeer bedreven. Hij bleek een bekwaam bestuurder en
hij was een succesvol hoofdredacteur van het internationale tijdschrift Surface Science. Eigenaardig
was dat als Werner een voordracht hield of een toespraak, dan begon hij meestal met een diepe
zucht, toch doceerde hij graag en goed. Maar zijn grootste kracht was dat hij zo goed kon luisteren,
hij stond altijd voor je klaar, 'je-snor-drukken' dat was niks voor Werner. Zijn gezicht kon oprecht
van pijn verschieten als hij medelijden met je had, maar hij kon ook met je dansen van vreugde
telkens als er wat te vieren was.
In het LUMC zei de verpleger: “hij zweeft tussen hemel en aarde.” Toen moest ik denken aan het
mooiste schouwspel dat wij ooit samen zagen. Het was een maanloze nacht we reden helemaal
alleen over de Petawawa Plain richting Chalk River in het pikkedonker. Plotseling kwam er helder
licht uit de hemel, het bewoog als bliksem maar het bleef, we stopten en stapten uit. Het hele
uitspansel kwam in geheimzinnig wit licht als een gigantische parasol naar beneden en spreidde
zich als een sluier om ons heen tot aan de horizon. Dit moest Noorderlicht zijn maar het leek wel of
de hemel zich opende voor ons.
Frans W. Saris
31V2011