IM Marcel Boerma (1942 - 2021)

Lieve Simone, Madeleine, Michiel en Manon, familie en vrienden van Marcel,

We zaten in de eerste klas van de lagere school van de Rooms Katholieke Schoolvereniging in de Heinzestraat toen juffrouw Elsenburg de klas binnenkwam. Zij vroeg ons te knielen in het gangpad naast onze banken en te bidden voor Marcel Boerma die met longontsteking in het ziekenhuis lag. Dat heeft geholpen, Marcel ging op zesjarige leeftijd niet hemelen. Onze Lieve Heer gunde ons nog 73 jaar deze spannende, sportieve, passievolle, trouwe vriend met een ongebreidelde fantasie, waarvan hij dacht dat het zijn intuïtie was.

Marcel en ik liepen vier keer per dag van huis naar school of terug, maar als de school om vier uur uitging holden wij zo snel mogelijk naar ‘het kapotte gebouw’ in de Gerrit van der Veenstraat, het voormalig hoofdkwartier van de Gestapo dat in oktober 1944 gebombardeerd was door de Britten. Alleen de buitenmuren stonden nog overeind, de poort was op slot met een groot blauw bord Verboden Toegang erop. Wij wisten precies waar je over de muur kon klimmen, binnen vulden wij onze broekzakken met stenen en klommen weer terug om rennend bovenop de muren ‘ons kapotte gebouw’ te verdedigen tegen die straatjongens van andere scholen. Voor ons was de oorlog nog lang niet voorbij, het bleef onze hele schooltijd spannend. Als er politie langskwam sprongen we van de muur, aan de binnenkant, zodat ze ons niet zagen en die jongens buiten wel. Zodra de agenten weg waren, was het weer oorlog. In die tijd kreeg ik acht gaten in mijn kop. Marcel niet, hij had een helm op, waarschijnlijk van zijn vader.

Marcel had een fantastische vader, die ons jarenlang coachte op het sportveld. Dat begon al op de lagere school, waar we aan het fameuze Amsterdamse schoolvoetbal Paastoernooi meededen, Marcel was midvoor en onze goalgetter, ik achter hem als spil, Marcels vader holde luid aanwijzingen roepend langs de lijn op en neer met de bal. Zo wonnen wij de ene wedstrijd na de ander, tot we in de halve finale stonden. Tegen een school uit de Indische buurt met van die hele grote knapen, hun midvoor was minstens twee hoofden groter dan Marcel. Zij wonnen de toss en die midvoor draaide zich om en met één voet op de bal riep hij naar zijn team: ‘hai jongens gaif gott op s’n donder’. Wij Rooms Katholieken van de Heinzestraat verloren met 5 - 0, zijn we toen al van ons geloof gevallen?

Ook toen Marcel en ik naar het Ignatius College gingen en op HIC begonnen te hockeyen, bleef Marcels vader onze coach en niet alleen langs de lijn. Tijdens een van onze kampioenswedstrijden brak ik mijn oogkas en belandde in het VU ziekenhuis. Wie kwam daar aan mijn bed? Niet mijn eigen ouders, wel Marcels vader, ook om die kampioenswedstrijd nog even door te nemen. De eerste wedstrijd in het volgende seizoen speelden we met vier Boerma’s in de hoogste afdeling van de Hockeybond, naast Marcel in de voorhoede de neven Jan en Bernard en langs de lijn pa Boerma. Wij wonnen van landskampioen Amsterdam met 3 - 1. Zo kwamen we op de voorpagina van het sportkatern van NRC.

Marcel had ook een fantastische moeder, een gulle gastvrouw. Zij zorgde dat jongens en meisjes van HIC samen op dansles gingen bij James Mayer, en zij organiseerde onze eerste dansfeestjes in de Watteaustraat. In de huiskamer stond een grote kast met zo’n automatische platenspeler waar je tien singles op elkaar kon stapelen en af laten spelen. Daarop dansten we voor het eerst, wild en schuifelend, ook met Marjan en Madeleine zijn mooie zussen.

Dat spannende, dat sportieve en dat passievolle was Marcel met de paplepel ingegeven. Het was een enorme ramp dat zijn vader zo jong overleed. Het is alsof daardoor ook de band tussen Marcel en mij zwakker werd. Maar we hadden met onze jonge gezinnen en carriere onze handen vol.

Tot 2002, Pien en ik waren inmiddels verhuisd naar Bergen en ik was directeur van ECN in Petten. Omdat ik de veiligheid van de kernreactor niet langer kon garanderen legde ik mijn functie neer. Dat werd een afschuwelijke rel, ook in de publiciteit, en wie kwam ineens aanrijden in zijn Aston Martin met Simone naast zich? Mijn trouwe vriend nodigde mij uit voor het Nederlands Veteranen Hockey Elftal. ‘Jij komt als geroepen’, zei Pien, en ik: ‘wil je mij tennisles geven?’

Iedereen die met Marcel heeft getennist weet hoe hij, waar hij ook was, altijd eerst een meetlat uit zijn sporttas toverde, niet om ons de maat te nemen, maar de hoogte van het net moest precies goed zijn. Daarna heette het: 'hoofd leeg maken, racket naar achteren, kijk naar de bal, tennissen is als dansen’. Dat deed Marcel als geen ander.

Op de begrafenis van Pien zei Marcel tegen mijn familie dat hij goed voor mij zou zorgen. Dat heeft hij gedaan, op de tennisbaan in Buren, in Amsterdam en in Vinkeveen. Nadat ik vorig jaar zomer ziek was, heeft hij geholpen mijn conditie weer op peil te brengen door wekelijks een paar uur te tennissen. Tussen het tennissen door en na afloop, tijdens de heerlijke lunches die Simone bereidde, informeerde Marcel nieuwsgierig naar nieuws uit de wetenschap en sprak hij altijd met grote liefde en trots over zijn familie.

Marcel was mijn meest spannende, sportieve, passievolle en trouwe vriend. Hij had ook een ongebreidelde fantasie. Toen wij het weer eens hadden over juffrouw Elsenburg, zei Marcel dat zij eigenlijk verliefd was op hem. Hij zei niet: ‘ik was verliefd op haar, nee zij was verliefd op hem’. Dat heeft hij wel vaker gedacht en het probleem was dat hij zijn fantasie voor zijn intuïtie hield. Dat is hem wel eens duur komen te staan, zowel zakelijk als privé. Tegen mij zei hij : ‘jouw vader is 98 geworden, mijn moeder ook, dus wij worden 100. Het heeft niet zo mogen zijn, maar met zijn spannende, sportieve, passie en trouw leeft hij voort in ons allen.


Frans W. Saris

24-7-21