IM Louis van Gasteren

Onze trein was Manhattan aan het verlaten en vulde zich met Afro-Amerikanen op weg naar de Bronx, toen mijn telefoon ging en Joke zei: Louis is vanochtend overleden. Meteen gingen bij mij de sluizen open, ik kon geen woord uitbrengen. Terwijl Joke nog in herinnering bracht hoe fijn ons recente gezamenlijke weekend in Parijs was geweest. En dat Louis de afgelopen week het boek had gelezen wat ik hem bij ons afscheid had gegeven. Tegenover mij in de trein zat een zwarte man van middelbare leeftijd die mijn verdriet opmerkte. Halverwege de Bronx stapte hij uit. Toen gebeurde er iets heel onverwachts. Ik zat naast de deur en bij het passeren gaf deze onbekende man mij enkele bemoedigende schouderklopjes. Verbouwereerd keek ik hem na en stamelde nog 'dank u' terwijl de deuren zich sloten.

Van New York wordt gezegd dat het de stad is met de meeste adrenaline in de wereld, daarom ben ik er, maar als het gaat om de adrenaline per hoofd van de bevolking steekt Louis als een wolkenkrabber boven de gemiddelde New Yorker uit. Een vriend die ik bewonderde om zijn ongekende intuïtie, nieuwsgierigheid en werklust in combinatie met een buitengewoon talent om zich uit te drukken. Als ik iets had wat voor mij belangrijk was, ging ik altijd even bij Louis langs om te horen wat hij ervan vond. En hij vond altijd wat, met een enkel woord of gebaar, een idee of een grap, drukte hij graag zijn stempel op alles en iedereen. Hij had niet altijd gelijk, maar het was altijd de moeite waard. Mijn belangrijkste teksten, mijn Dagboek van een fysicus, het toneelstuk met dialogen over de waarde van wetenschap, Het Voorspel en mijn recente afscheidswoorden bij het garf van Pien kregen hun ‘finishing touch’ van Louis.

In het voorjaar 1975 organiseerde ik een tweedaagse vergadering van de Nederlandse Natuurkundige Vereniging. Voor het avondprogramma van de eerste dag wilden we het hebben over onze maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar niet met een lezing en discussie. Ik dacht aan Louis van Gasteren, kende hem niet maar belde en een kwartier later zat ik aan de koffie op de Kloof. Hij bleef maar vragen en wilde werkelijk alles weten en het klikte. Joke en Louis namen me mee uit eten in de Jordaan. Ver na middernacht keerde ik naar huis en had er twee lieve vrienden bij.

Al in de tijd van Kistemaker was iedere vreemde vogel met een goed idee welkom op ons lab aan de Kruislaan. Louis kende vele vreemde vogels en had ook zelf een overvloed aan goede ideeën. Binnen korte tijd was hij kind aan huis en realiseerde alle mogelijke projecten met Hans Alberda op het gebied van elektronica en met Henk Neerings in onze mechanische werkplaats. Louis wilde alles weten van water, daarvoor kon hij terecht bij onze Huib Bakker. Mij maakte hij lid van de stichtingen Waterwerken, RIP van Gasteren en Artec.

De naam van Artec kwam logisch voort uit de belangrijkste doelstelling: 'de relatie tussen kunst en wetenschap te stimuleren door wetenschappelijke en technologische verworvenheden dienstbaar te maken aan culturele expressievormen'. Artec heeft nooit het geld noch de faciliteiten gehad om projecten te realiseren. Daar stond tegenover dat Louis zijn netwerk van tientallen wetenschappers en technici om niet ter beschikking stelde. Zo hadden Nederlandse kunstenaars via hem persoonlijk advies van en toegang tot specialisten en hun onderzoeksfaciliteiten aan universiteiten, hogescholen, overheidsinstellingen en high-tech ondernemingen in ons land. Dankzij Artec hebben Nederlandse kunstenaars met de modernste technologieën projecten kunnen realiseren, in een professionele omgeving. Voor de betreffende wetenschappers stond daar tegenover, wat ik uit eigen ervaring heb geleerd, dat wij door samen te werken met het creatieve deel van onze samenleving, ondanks ons verregaand specialisme, toch niet van die samenleving worden vervreemd.

Uit Artec selecteerde Louis een exclusief filosofiegroepje over de evolutie en de zin van het leven. Twee pessimisten: Piet Vroon (‘deze wereld gaat naar de verdommenis’) en Louis (‘Nema’) tegenover twee optimisten: Dick Hillenius (‘het leven gaat door, ook zonder ons’) en ik (‘onze overlevingsdrang zal onze redding zijn’). Plaats van handeling ons familiehuis in de Watergraafsmeer. Het was genieten, we waren aan elkaar gewaagd en geen van ons domineerde. Maar het is voorbij, eerst overleed Dick, toen Piet en nu Louis.

Op terugweg van de studio in Diemen kwamen Louis en Joke graag langs, een glas drinken met mijn promovendi, postdocs en buitenlandse gasten. Louis ergerde zich aan die monumentale voordeur die knelde. Haalde hem helemaal uit elkaar, maakte alle houtverbindingen schoon en lijmde ze, zodat de deur opende en sloot als nooit tevoren.

Pien en Joke kookten vijf gangen Italiaans voor onze middelbare scholieren en hun vrienden en vriendinnen en Louis leerde ze tafelredes houden. Niet alleen onze kinderen hebben daar dankbare herinneringen aan. Een van hun vrienden is nu dagelijks sportverslaggever op tv, twee vriendinnen werden popsterren van wereldformaat.

Misschien hebben deze gedenkwaardige avonden met de filosofen, met ons gezin en onze vrienden, gemaakt dat ons familiehuis in de Watergraafsmeer vereeuwigd is in het monumentale NAP-reliëf op de muur van het Amsterdamse gemeentehuis.

Ook ik bewonder de filmmaker Louis van Gasteren, bezit bijna al zijn films en was ontroerd door de wijze waarop hij zijn negentigste verjaardag vierde: met een nieuwe film, Nema, in de grote zaal van het nieuwe EYE. Deze winter bracht ik nog zijn Nema door een zware sneeuwstorm in de nacht naar een filmfestival in Toronto. Het was diezelfde Nema die ons vorige maand zo’n feestelijk weekend op een filmfestival in Parijs bezorgde.

Toen ik in Petten de nucleaire veiligheidscultuur maar niet kon veranderen en mijn functie neerlegde, hebben Louis en ik samen gehuild. Veertien jaar heb ik over de nucleaire ellende in Petten gezwegen, na mijn recente ‘coming out’, belde Louis en riep: Frans ik wil er een film van maken.

Ook toen Piens ziekte zich openbaarde was Louis van mijn vrienden degene die zich ons lot het meest aantrok en zowel in Bergen als in Zeist regelmatig langskwam om ons te bemoedigen.

Wij zijn Joke veel dank verschuldigd dat zij bij Louis en zich zelf al die jaren de moed erin heeft weten te houden.

Louis vormde een rots in mijn leven, en dat van ons gezin, waaromheen alle elementen brandden. Het is heel verdrietig maar waar: die rost zal blijven maar al die gloeiende vuren krijgen gebrek aan adrenaline en zullen langzaam maar zeker een voor een worden gedoofd.

FWS

De Nieuwe Ooster, 19 V 16