Nederland in ideeën 2015

Welkom! Dit bericht is onderdeel van de online tentoonstelling Nederland in ideeën, waarin 93 wetenschappers, ondernemers en kunstenaars antwoord geven op één vraag van Paulien Cornelisse:


‘Welk inzicht uit je vakgebied kan anderen helpen in het dagelijks leven?’

De tentoonstelling is verspreid over 93 websites. Op deze site vind je het antwoord van Frans W. Saris. Je kunt onderaan dit bericht doorklikken naar het volgende antwoord, of een bezoekje brengen aan de ‘centrale hal’ [link naar nederlandinideeen.nl] van de tentoonstelling.

De verslaving voorbij

Ook ik raakte verslaafd in die gedrogeerde jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Die verslaving bracht mijn relatie, mijn positie, mijn gezondheid en mijn toekomst in gevaar. Als een echte junk ontkende ik mijn verslaving tot ik hardhandig op de feiten werd gedrukt en ben afgekickt. Hoe ik tot inkeer kwam en hoe ik ’t tot nu toe heb volgehouden, kan misschien ook anderen helpen in het dagelijks leven.

In 1967 was mijn promotor voor een tijdje naar Amerika en hij faxte mij dat ze daar röntgenstralen opwekten met een bundel protonen in plaats van elektronen. Hij vroeg me te onderzoeken of dat ook kon met een bundel zwaardere deeltjes, zoals argon-ionen. Toen hij uit Amerika arriveerde rende ik opgetogen naar zijn kamer en toonde hem de zwarting op de röntgengevoelige fotografische plaat. Ik weet nu nog hoe high ik was toen ik als eerste een nieuw soort röntgenstraling zag die zelfs de Amerikanen nog niet eerder gedetecteerd hadden.

Het doen van wetenschappelijk onderzoek is minstens zo verslavend als sigaretten, drugs, alcohol en, zoals we nu weten, computergames. Wie eenmaal het laaiend enthousiasme heeft leren kennen dat hoort bij een creatief moment, die is verloren en gaat voortdurend op zoek naar de volgende score.

Zo is wetenschap tot een wedstrijd verworden, met ploegleiders, waterdragers, coaches en sponsors. De prijzen liegen er niet om: geld voor de volgende race, eer en roem, belangstelling van de media, populariteit bij nieuwe onderzoekers en sponsors, grote transferpremies. Geen wonder dat sommigen de druk niet kunnen weerstaan en de integriteit zodanig geweld aandoen dat wetenschappelijke gedragscodes geboden zijn.

Intussen is de wetenschap wel versnipperd in specialismen. Niet alleen tussen alfa, bèta en gamma, maar ook binnen elke discipline heerst een stammenstrijd en een gevecht op leven en dood om het geld. We verstaan elkaars taal en cultuur niet meer en universele mensen bestaan al helemaal niet meer. Geen wonder dat wetenschappers de weg kwijt zijn en van wetenschap een wedstrijd hebben gemaakt waarvan, ongeacht het doel, de waarde wordt uitgedrukt in aantallen toppublicaties, citaties, prijzen en subsidies.

Grote aantallen wetenschappers droegen bij aan de Koude Oorlog en de ontwikkeling van massavernietigingswapens; andere sleutelen onbekommerd aan het genetisch materiaal van plant, dier en mens zonder precies te weten wat de gevolgen kunnen zijn. De allerbeste wetenschap moet fundamenteel, dat wil zeggen nutteloos zijn. Is dat niet het toppunt van decadentie?

Hoewel onze maatschappij volledig afhankelijk is geworden van wetenschap en technologie en ons wereldbeeld revolutionair veranderd is door wetenschappelijke ontdekkingen, is de plaats van de wetenschap in de postmoderne cultuur gemarginaliseerd. En wat blijft er over van het idealisme waarmee jonge studenten naar de Academie komen, in de verwachting een bijdrage te leveren aan een betere wereld, als de Academie daaraan geen boodschap heeft?

Ik weet nog precies wanneer mij de schellen van de ogen vielen. Daarvoor hoef ik maar mijn ‘Dagboek van een fysicus’ open te slaan (De Gids, 1981):

‘13 februari 1981. Elke dag, zowel ’s morgens als ’s avonds, zie ik de meest afschuwelijke taferelen een heel uur lang. Als we in een busje rijden van het Tata Institute of Fundamental Research waar ik logeer, naar het Bhaba Atomic Research Center aan het andere eind van deze stad van bedelaars. Waar een conferentie gehouden wordt over ionen-implantatie en laser-annealing.

Het onderwerp van gesprek in de bus is natuurlijk laser-annealing. Ons busje moet stoppen voor een rood licht. Er schuift een man, met maar één arm, tussen de rijen auto’s naar mij toe. Voor mijn raampje tilt hij die arm omhoog.

In plaats van zijn hand zie ik een scherp stompje. Als ik hem geld zou willen geven kan hij het niet eens aannemen, denk ik. Is dat de reden waarom ik nee schud naar hem? Het busje zet zich in beweging en ons gesprek, over de controverse in laser-annealing, levert waarachtig nog een nieuw idee op voor een experiment. Was dat de reden dat ik nog in de bus zat?’

Sindsdien schrijf ik regelmatig columns en essays over mijn vak. Zodat ik niet met een mond vol tanden sta als ik ’s avonds thuiskom en mij gevraagd wordt: ‘Schat, waarom ben je zo laat?’ Zodat ik mij zo veel mogelijk bewust ben van alle signalen, factoren en krachten die op en in mij werken en ik daar bewust een keuze uit kan maken. Zodat de verslaving voorbij is en ik bij rode stoplichten uit mijn eigen busje kan stappen.

Frans W. Saris

Fysicus; voormalig dean Science Faculty Leiden, directeur ecn, fom-amolf; auteur van o.a. Darwin meets Einstein (2010) en Het voorspel (2014)

Alle antwoorden zijn ook beschikbaar in boekvorm onder de titel Dit wil je weten: Wetenschappers ondernemers en kunstenaars geven adviezen voor het dagelijks leven


Klik hier voor het volgende antwoord

Klik hier voor een bezoekje aan de centrale hal van de expositie