Nobelprijzen verdienen betere winnaars

NRC Weekblad

3 oktober 2009

Het wordt weer tijd voor een Nobelprijs. Zo plompverloren tartte Maria van der Hoeven de Nederlandse wetenschappers op het feest van de zestigste verjaardag van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Sommige Nederlanders denken dat wij inderdaad geen Nobelprijs meer wonnen sinds Gerard ’t Hooft en Tini Veltman in 1999 de Nobelprijs voor natuurkunde kregen “voor het ophelderen van de kwantumstructuur van elektrozwakke wisselwerkingen in de fysica.” Maar het kan toch bijna niemand ontgaan zijn dat maar liefst negen Nederlanders de Ig Nobelprijs kregen? De laatste was Johanna Bronswijk (Eindhoven) die in 2007 de biologieprijs kreeg “voor het tellen van alle mijten, insecten, spinnen, pseudo-schorpioenen, schaaldieren, bacteriën, algen, varens en schimmels met wie wij elke nacht het bed delen”. De Ig Nobelprijs is een parodie op de Nobelprijs en wordt ieder jaar, een week voor de bekendmaking van de echte Nobelprijswinnaars, uitgereikt voor tien onderzoeken waar je eerst om moet lachen maar die je dan aan het denken zetten (http://improbable.com/ig/).

De Ig Nobelprijs steekt de draak met nobele motieven van wetenschappers, met de rigide disciplinaire indeling en met de geringe mondiale relevantie van zijn grote broer. Zouden de Nobelprijzen niet véél ‘politieker’ moeten worden? Want het instituut Nobelprijs heeft inmiddels een enorme internationaal-publieke impact die men beter zou kunnen uitbuiten. Naast wetenschappelijke excellentie zou het Nobelcomité mondiale relevantie moeten belonen.

In 1901 waren de eerste Nobelprijzen voor natuurkunde (Röntgen), chemie (Van ’t Hoff), geneeskunde/fysiologie (Von Behring), literatuur (Prudhomme) en vrede (Dinant en Passy), in 1969 kwam er een zesde prijs bij voor economie (Jan Tinbergen en Frisch). Meer dan een eeuw later is de indeling nog precies hetzelfde, terwijl er enorme verschuivingen hebben plaatsgevonden en de echt spannende wetenschap zich afspeelt aan de randen van de klassieke disciplines en in het gebied tussen twee of zelfs meer specialismen. Ongetwijfeld was de vorige eeuw, de eeuw van de natuurkunde. De kwantum mechanica, de bom, de computerchip en de laser hebben niet alleen onze samenleving dramatisch veranderd maar ook ons wereldbeeld. Het is echter moeilijk vol te houden dat de hegemonie van de natuurkunde zich voortzet tot in de eenentwintigste eeuw. Leven wij thans niet in de eeuw van de biologie en biotechnologie, van de mens en levenswetenschappen? Maar er is nog steeds geen Nobelprijs voor biologie.

Is dat de reden waarom Edmund Wilson en Frans de Waal nog geen Nobelprijs kregen voor hun ontdekking van de evolutionaire oorsprong van moreel gedrag? In 1975 viel nog zowat de hele wetenschappelijke wereld over Ed Wilson heen vanwege zijn Sociobiologie waarin hij alle sociaal levende dieren inclusief mensen in een boek behandelde. Terwijl Frans de Waal vorig jaar door TIME werd gekozen als een van de honderd meest invloedrijke mensen van onze tijd omdat hij had laten zien dat apen de belangrijkste kenmerken bezitten van moreel gedrag. Of neem Craig Venter en Francis Collins die in 2000 door Bill Clinton op het Witte Huis werden uitgenodigd om hen te eren voor het in kaart brengen van al ons DNA in het menselijk genome. Maar een Nobelprijs voor biologie zit er voor hun niet in want die bestaat nog steeds niet.

Tot ieders verrassing werd in 2007 de Nobel vredesprijs toegekend aan het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) en aan Al Gore "voor het vergroten en verspreiden van de kennis over de door de mens veroorzaakte klimaatverandering en voor het bevorderen van maatregelen om deze tegen te gaan." Een onbekend groot aantal Nederlanders deelden in deze Nobelprijs 2007 als specialisten in de verschillende onderzoeksgroepen van het IPCC. Zij werden gerepresenteerd door Bert Metz (Utrecht) die als covoorzitter van de IPCC was uitgenodigd naar Stockholm.

Het politieke effect van deze keuze van het Nobelcomité is enorm en speelt nog steeds een belangrijke rol, zoals blijkt uit het gedrag van de wereldleiders aan de vooravond van de klimaattop in Kopenhagen. Dit stemt hoopvol want we kunnen ons nog herinneren hoe in 1995 het Nobelcomité aandacht vroeg voor het ozongat in de atmosfeer hetgeen ertoe geleid heeft dat alle landen het snel eens werden over het uitbannen van Cfk’s. Nu de prijs zo’n enorm prestige heeft en zulke belangrijke politieke effecten kan hebben, waarom neemt het Nobelcomité nu niet zijn verantwoordelijkheid door excellente wetenschappers te belonen die met oplossingen komen voor andere levensgrote maatschappelijke problemen?

Klimaatverandering is de eerste van acht condities die cruciaal zijn voor een duurzame ontwikkeling van het leven op aarde (Nature van 24 september 2009). Biodiversiteitverlies is de tweede. Het uitsterven van soorten is onvermijdelijk in de evolutie. Maar het tempo waarin dit uitsterven zich nu voltrekt is ongekend. Uit onderzoek aan fossielen blijkt dat voor de industriële revolutie het verlies aan biodiversiteit niet groter was dan 1 soort per miljoen soorten per jaar. Thans is dat honderd tot duizend keer zoveel; 30% van alle zoogdieren, vogels en vissen worden bedreigd met uitsterven voor het eind van deze eeuw. Dat dit zo niet door kan gaan is wel duidelijk, menselijk leven kwam pas uit de evolutie tevoorschijn nadat er een enorme biodiversiteit ontstaan was. Maar er is nog lang niet genoeg onderzoek gedaan om te weten wat een veilige grens voor biodiversiteitverlies zou zijn.

Moderne landbouw is factor nummer drie die de toekomst van onze planeet op het spel zet. De stikstof en fosfor cyclus is de belangrijkste oorzaak van milieuvervuiling, 120 miljoen ton stikstof uit de atmosfeer wordt jaarlijks omgezet in een reactieve vorm in kunstmest voor onze voedselproductie en komt zo in het milieu. Lachgas, N2O, is een gevolg en een veel sterker broeikasgas dan CO2. Fosfor is een mineraal dat wordt gebruikt in een grote variëteit producten van tandpasta tot kunstmest. Ongeveer 20 miljoen ton fosfor wordt ieder jaar uit de aarde gehaald waarvan bijna de helft zijn weg vindt naar de oceanen en het water troebel maakt. Paleontologisch onderzoek heeft aangetoond dat dergelijke hoeveelheden fosfor, uit bijvoorbeeld vulkanisme, in het verleden geleid heeft tot het massaal uitsterven van leven in zee. Dit kan zo niet doorgaan, maar hoe voeden we dan straks 9 miljard mensen?

Andere kritische milieufactoren die alle aandacht verdienen zijn de concentratie van ozon in de atmosfeer die nodig is om ons te beschermen tegen ultraviolet licht, de verzuring van oceanen waardoor koraalriffen dreigen te verdwijnen, de wereldwijde behoefte aan schoon drinkwater die sinds de industriële revolutie meer dan vertienvoudigd is, de concentratie fijn stof en aerosolen in de lucht die ons zenuwstelsel en luchtwegen aantasten, chemische vervuiling zoals plastics, zware metalen en kernafval die oneindig lang in het milieu blijven zwerven.

Wetenschappers zullen al die problemen niet kunnen oplossen. Daarvoor is de wirwar van economische, sociale en politieke knopen te groot. Wel is het bij uitstek een taak van de wetenschap het kritische pad te wijzen. Juist vorige week formuleerde een grote groep aardwetenschappers in het tijdschrift Nature van 24 september 2009 hiervoor een ecologisch-economische researchagenda:

Hoe werkt het systeem aarde als biofysisch en biochemisch proces?

Hoe groot is de menselijke activiteit die onze aarde kan velen?

Wat gebeurt er als kritische grenzen in de natuur en de samenleving worden overschreden?

Voor zijn onderzoek aan de laatste vraag kreeg Marten Scheffer (Utrecht) dit jaar de Spinozapremie, ook wel de Nederlandse Nobelprijs genoemd.

De Nobel vredesprijs is vanaf het begin een politieke keuze. Ik ben bang dat de andere prijzen steeds meer in handen zijn gekomen van vakspecialisten die hun disciplines hebben ontwikkeld tot weliswaar excellent maar maatschappelijk irrelevant onderzoek. Zodat zelfs wetenschapsjournalisten moeite hebben aan het publiek uit te leggen waar het precies omgaat, wat er zo belangwekkend aan het betreffende onderzoek is dat het de Nobelprijs verdient. Dat is lachwekkend en geeft te denken. Het is opvallend hoeveel echte Nobelprijswinnaars meedoen aan de kolderieke vertoning bij de Ig Nobelprijsuitreiking.

De fysicus Steven Chu daarentegen heeft een politieke keuze gemaakt. Hij heeft zijn Nobelprijswinnend onderzoek naar “de ontwikkeling van methoden om atomen af te koelen en te vangen met laser licht” vaarwel gezegd. Chu is zich gaan inzetten voor de ontwikkeling van duurzame energie, eerst aan de universiteit in Berkeley, toen als directeur van Lawrence Berkeley Lab en nu als minister voor energie in het kabinet van Obama.

Moeten de prijzen voor natuurkunde, scheikunde, geneeskunde nu maar worden afgeschaft? Moet het Nobelcomité met de mode meedoen en net als op veel universiteiten kiezen voor politiek modieuze multidisciplinaire vakken? Ik geloof niet dat het die kant op moet gaan maar dat de samenleving gediend is met wetenschappers die een specialist zijn in hun discipline én geleerd hebben multidisciplinair samen te werken aan belangrijke maatschappelijke problemen.

Als u dit leest zijn de Ig Nobel prijzen al verdeeld en hebben we weer hard kunnen lachen om prijzen die te denken geven. Vanaf maandag zullen we weten wie dit jaar de echte Nobelprijswinnaars worden. Ik hoop dat de prijs voor natuurkunde gaat naar Wubbo Okkels (Delft) voor het vier keer in successie winnen van de zonneauto race, de prijs voor chemie naar Marten Scheffer (Utrecht) voor zijn onderzoek naar de mechanismen die de stabiliteit en veerkracht van complexe (eco)systemen bepalen, de prijs voor geneeskunde/fysiologie naar Piet Borst (Amsterdam) voor zijn doorbraken in het kankeronderzoek, de prijs voor economie naar Lans Bovenberg (Tilburg) voor zijn idee de pensioenleeftijd te koppelen aan onze levensverwachting, de prijs voor literatuur naar Harry Mulisch (Amsterdam) voor alle wetenschap die hij in zijn fictie doet en de vredesprijs naar Frans de Waal (Atlanta) voor zijn doorbraken in de moraal.

Frans W. Saris is fysicus (Leiden, ECN en AMOLF), op 23 november a.s. wordt van hem een nieuw boek gepresenteerd, Darwin meets Einstein, on the meaning of science, in het Academisch-cultureel Centrum, Spui25, Amsterdam.